Het ‘AFS Effect’ op Rolf C. Carriere
Henny vroeg mij om iets te zeggen over het “AFS-effect” op mijn leven en carrière. Dat effect is heel groot geweest en begon eigenlijk al voordat mijn AFS jaar begon.
Ik had me in 1960 aangemeld bij de AFS en werd uitgenodigd voor een interview in Hilversum. Ik woonde in Bussum en op de bewuste dag dat ik op mijn fiets daarheen zou rijden, bleek ik een lekke band te hebben. Zelfs met de bus of trein zou ik het niet meer op tijd halen. Wat nu? Het hele idee opgeven? Komt er een meisje aanfietsen, op een mooie sportfiets nog wel. Ik kende haar nauwelijks, maar hield haar desondanks aan, en vroeg haar mij haar fiets te lenen om niet mijn kans op een jaar in de VS te verspelen. Daarmee ging zij wonder boven wonder akkoord, en ik haalde mijn interview met Pi Scheffer en, ik geloof, Jaap Wertheim, net op tijd.
Dat was een van de vele significante momenten die er nog in mijn leven zouden komen: grote, nieuwe mogelijkheden hangen vaak van kleine dingen af, maar je moet jezelf er wel helemaal voor inzetten!
De boot op in Rotterdam. Het is zondag 13 Augustus ‘61, die historische dag dat De Muur in Berlijn werd opgericht. Er volgen 8 dagen feesten met een paar honderd studenten uit zo’n 30 landen, aan boord van de Waterman (of was het de Seven Seas?). Aankomen in de NY harbour, net langs de imposante Statue of Liberty gevaren, nu met de Greyhound bus, op weg naar m’n nieuwe, m’n andere familie, in Illinois.
Dan, plotseling weer zo’n significant moment: we draaien First Avenue in, en daar staat dat iconische VN-gebouw, in een flits. En een gedachte flitst door m’n hoofd: als ik ooit voor die organisatie zou kunnen werken, zou dat niet fantastisch zijn? Little did I know then that such wishes do come true, als je jezelf er maar helemaal voor wilt inzetten.
Een jaar later, na de rondreis door Amerika, aankomen in Washington DC en samen met een paar honderd andere AFSers uit de hele wereld naar president Kennedy luisteren, op het grasveld van het Witte Huis – onvoorstelbaar vandaag. En hij praat over internationale samenwerking, culturele uitwisselingen, Peace Corps.
Dat was voor mij de directe inspiratie om ontwikkelingseconomie te gaan studeren, en polemologie en filosofie, in Groningen. En in het bestuur van de SIB, de Nederlandse versie van de United Nations Student Association te gaan, daar Czikus tegen te komen en te trouwen, studiereizen naar Oost-Afrika en India te maken (waar we mee-wonen in het huis van lokale gezinnen georganiseerd door het Experiment in International Living). Ook het initiatief genomen om twee universitaire organisaties op te richten: Bureau Buitenland aan de RUG, en de Werkgroep Studiereizen Ontwikkelingslanden – ze bestaan nog steeds. Vandaar dat die studietijd 9 jaar duurde, dat kon toen nog.
Daarna, in 1971 op weg naar Indonesië voor een baan bij de VN, a dream come true, met ontwikkelingssamenwerking. Dat zou ik 34 jaar doen, in landen zoals India, Bangladesh, Burma, Bhutan, voor de FAO, UNICEF en de Wereldbank. Wat een voorrecht! Werken aan oplossingen voor enkele grote wereldproblemen zoals wanvoeding, immunisatie, kinder- en moedersterfte, gezondheid, kinderarbeid, onderwijs. En wonen en meeleven in de grote culturen van het Buddhisme, Hinduisme, Islam.
Dan, na pensionering in 2005, doorgaan met werken, dit keer via NGOs, zoals het helpen oprichten van Nonviolent Peaceforce, een soort Vredesleger zoals Gandhi zich dat voorstelde, om burgers tegen geweld te beschermen. Of een andere NGO die ik heb opgezet, de Global Initiative for Stress and Trauma Treatment, om met behulp van paraprofessionele krachten trauma op grotere schaal het hoofd te kunnen bieden.
Meer en meer ontdek je: ondanks de grote verscheidenheid qua cultuur, taal, psychologie, geschiedenis, zijn we au fond allemaal gelijk, genetisch, ontologisch, spiritueel. Die intrinsieke eenheid gaat vooraf aan alle verscheidenheid, daar zijn de religies en de wetenschap het ten diepste wel over eens, geloof ik.
Al die inzichten zijn begonnen met dat impactvolle AFS jaar in Amerika, dat jaar waarin we heel snel uit onze beperktere identiteit naar een veel ruimere identiteit groeiden, we van Nederlanders wereldburgers werden. Een jaar waarin we ons diep bewust werden van de waarheid van het AFS-motto: “Walk together, talk together, o ye people of the world, then and only then there will be peace”.
En dat motto, die inzichten blijven waar ondanks het feit dat er sinds de oprichting van de VN wiens Handvest beloofde: “We the peoples of the United Nations, determined to save succeeding generations from the scourge of war”, zo’n 300 oorlogen gevoerd zijn. En er ook vandaag, midden in Europa, misschien wel de gevaarlijkste oorlog ooit woedt. En er net als honderd jaar geleden, toen AFS geboren werd in de Eerste Wereldoorlog, weer vrijwilligers als ambulance drivers rondrijden, dit keer in Ukraine.
These wars, and all the other persistent, huge world problems, do not invalidate the UN Charter, they do not invalidate the AFS-motto. Because, to get peace, the world needs more cooperation and tolerance, not less.
And more AFS, not less.